400
24 AUGUSTUS 1923.
zich hier niet al te kleineerend uit? Ook blijken de aange
legde straten en wegen voor hem geenerlei waarde te hebben.
Maar dan heeft hij zeker geen kennis genomen van den
financieelen staat der gemeente Breda door den heer Wet
houder van financiën voor een paar jaar aan den Raad over
gelegd. Daaruit zou hij heel wat anders hebben kunnen leeren.
Vervolgens wijdt de heer H o r n i x een passage aan den
grondprijs voor het abattoir en dan sta ik aan zijn zijde,
wanneer hij zegt, dien zeer hoog te vinden. Ook naar mijne
meening zal deze zeer zwaar drukken op eene eventueele
exploitatie van het slachthuisbedrijf, dat toch zichzelf zal
moeten bedruipen. Nochtans kan verschil van meening over
den eventueelen grondprijs voor het slachthuis niet van in
vloed zijn op het thans ingediende plan. En dan Mijnheer
de Voorzitter, komt het voornaamste bezwaar van den
heer H o r n i x, namelijk, dat de polder nog niet is gean
nexeerd. Hierover zeide ik reeds een en ander en thans voeg
ik daar nog aan toe, dat, moge het waar zijn, dat de ge
meente Teteringen in deze veel stem in het kapittel heeft en
veel van haar afhangt, vast staat toch evenzeer, dat zij er
ten slotte toch ook groot belang bij heeft.
Dat de belastinggelden naar Teteringen zullen gaan is
waar, al zal naar mijne meening dit slechts zeer tijdelijk zijn
ja, ik acht het zelfs niet onmogelijk, dat reeds de eerste be
woner door ons zal worden welkom geheeten op het nieuwe
Bredasche grondgebied.
Ik ben thans aan het einde van mijn betoog. Zou het
College van Burgemeester en Wethouders, zoowel als de
Raad rekening willen houden, met de door mij gemaakte
opmerkingen, dan zou mij zulks tot groote voldoening stemmen
en zou ik mij gelukkig achten te hebben mogen medewerken
aan de tot standkoming van een zoozeer belangrijk werk.
Moge de Raad mijn optimisme in deze deelen, wijl naar
mijne meening aanneming van dit voorstel beteekent, dat
deze Raad thans voor het laatst bijeen zal kunnen zeggen
het besluit in onze allerlaatste bijeenkomst genomen is inder-