24 AUGUSTUS 1923. 405 voorstellen, dat Breda door de uitvoering van dit Belcrum- plan een geheel ander aspect zal krijgen. Wat de erfpachts kwestie betreft, deze is in het College meermalen ernstig overwogen, doch thans nog niet direct aan de orde rapporten dienaangaande zullen ter gelegener tijd ter kennis van den Raad worden gebracht. Ten slotte betuigt spr. zijn erkentelijkheid voor den bijval, welke dit plan over het algemeen heeft geoogst. De heer HORNIX zegt, dat, hoewel de heer Haaiman bij monde van geleerde schrijvers voor den Belcrumpolder de noodzakelijkheid van een mooien stadsbouw heeft be pleit, hij 'toch bij zijn meening blijft volharden, dat de ex ploitatie van dien polder onder deze tijdsomstandigheden tot zware financieele verliezen voor de gemeente Breda zal leiden. Een kind toch kan uitrekenen, dat dit een kostbare geschiedenis zal worden. Om zulks aan te toonen geeft spr. een opsomming van de kosten der verschillende uit te voeren werken. Ten slotte haalt spr. een artikel aan, dat dezer dagen in een van de plaatselijke bladen is verschenen en waarin werd gezegd, dat het zetten van de eerste spade in den grond van den Belcrumpolder wel met eenige plechtig heid zou mogen gepaard gaan. Spr. geeft in verband hier mede te kennen, dat z.i. dan de eerste spade zal worden gestoken in het graf, waarin het financieel welzijn van Breda begraven wordt. Hij zal dan ook tegen dit voorstel stemmen. De heer SCHRAUWEN stelt een vraag, betreffende den aanvoer van het zand. De heer LIJDSMAN antwoordt, dat zulks een kwestie van uitvoering betreft. Er kunnen zich te dien opzichte later nog verschillende gelegenheden voordoen. De heer HAALMAN verklaart geen critiek uitgeoefend te hebben op de verschillende financieele nota's, doch men zal toch niet kunnen ontkennen, dat daarnaast nog wel twee

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1923 | | pagina 405