412 24 AUGUSTUS 1923. „het recht van verhaal toe, zoodat iedere gemeente de kosten „zal hebben te betalen, welke het onderwijs van hare eigen „kinderen medebrengt. „De bijzondere scholen in deze gemeente worden bezocht „door 4000 leerlingen, waarvan ongeveer 1300 buiten- „leerlingen zijn. „Alleen de vergoeding, welke de gemeente jaarlijks aan de „bijzondere schoolbesturen moet uitkeeren als rente voor de „waarde, waarop de bestaande schoolgebouwen met hunne „terreinen en de schoolmeubelen zijn geschat, bedraagt onge- „veer f 50000,zoodat de buitengemeenten daarin ongeveer „V3 of f 15000,a f 16000,zullen hebben bij te dragen. „Zooals hiervoor reeds is opgemerkt, kent de wet alleen het „recht van verhaal toe voor de buitenleerlingen, welke de bijzondere scholen bezoeken. „Ten aanzien van het openbaar onderwjjs bestaat die be voegdheid niet. „Dit is verklaarbaar, omdat iedere gemeente moet voor dien in de kosten van het onderwijs van hare eigen leer lingen en buitenleerlingen door geen enkele gemeente op „hare openbare scholen behoeven te worden toegelaten. „Daarentegen kent de wet de bevoegdheid toe aan twee „of meer gemeenten om gemeenschappelijke scholen op te „richten en in stand te houden, of wel regelingen te treffen „omtrent de toelating van kinderen uit de eene gemeente „op de scholen eener andere. „Tot dusver is Breda ten opzichte'van de toelating van „buitenleerlingen zeer vrijgevig geweest. „Ofschoon het aantal buitenleerlingen op de openbare „scholen steeds vrij aanzienlijk was, is eene regeling met de „buitengemeenten, om in de kosten van het onderwijs dier „kinderen bij te dragen, tot nog toe niet tot stand gekomen. „Wij hebben gemeend, dat hierin verandering behoort te „worden gebracht en dat dezelfde financiëele regeling, welke „voor het bijzonder onderwijs geldt, ook op het openbaar „onderwijs behoort te worden toegepast.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1923 | | pagina 412