24 AUGUSTUS 1923.
417
van het plan werd belast. Voorts zegt spr. een bedrag van
f6000 als aandeel van Breda in de kosten te hoog te achten,
daar de buitengemeenten z.i. meer belang bij deze zaak hebben.
Spr. zou daarom de vier betrokken gemeenten evenveel
willen laten betalen.
De VOORZITTER zegt, dat het denkbeeld van een geza
menlijk uitbreidingsplan de bijzondere belangstelling heeft
gehad van Burgemeester en Wethouders. Zij meenden, in
afwachting van de grenswijziging, dat het toch wenschelijk
was gezamenlijk tot het maken van een uitbreidingsplan over
te gaan en zijn tot een gelukkige oplossing gekomen, door
dat een vergadering is gehouden, welke werd bijgewoond
door vertegenwoordigers van de besturen der buitenge
meenten. Daar kregen Burgemeester en Wethouders opdracht
de zaak verder uit te werken en is tevens in overweging
gegeven om daarbij van de diensten van den Directeur van
Openbare Werken gebruik te maken. Men was echter van
meening, dat daarnaast de adviezen dienen te worden inge
wonnen van andere deskundigen, die elders ervaring op dit
gebied hebben opgedaan. Ook zal eenig tijdelijk personeel
(teekenaars) in dienst moeten worden genomen. Zóó is men
gekomen tot een taxatie van kosten ad f 12000,en hoewel
het uitbreidingsplan grootendeels buiten Breda gelegen gron
den betreft, zijn de belangen van Breda daarbij ten zeerste
geïnteresseerd. En nu kan men van meening verschillen
omtrent de grootte van het aandeel, dat Breda in de kosten
van dit plan zal hebben bij de dragen Burgemeester en
Wethouders echter hebben gemeend in deze den royalen
weg te moeten bewandelen. Tenslotte zegt spr. dat, wanneer
de zaak in een verder stadium zal zijn getreden, de Raad
daarin gekend zal worden.
Alsnu wordt het voorstel van Burgemeester en
Wethouders zonder hoofdelijke stemming aan
genomen.