420 24 AUGUSTUS 1923. „Naar onze meening is deze kwestie alleen te regelen door „eene gemeenschappelijke overeenkomst met de aangrenzende „gemeenten, doch dan dient een verzoek daartoe van de „besturen dier gemeenten, als meest belanghebbenden, en „niet van een enkelen particulier uit te gaan. „Wij hebben de eer U derhalve in overweging te geven, „aan adressanten, als beschikking op hun adres mede te „deelen, dat zij zich voor den afvoer van huis- en hemel- water, faecaliën enz. hebben te wenden tot het bestuur van „hunne eigen gemeente." De heer HORNIX vestigt de aandacht op de eigenaardige behandeling van deze zaak zij is volgens spr. door Burge meester en Wethouders op laksche wijze behandeld. Na op 5 Mei 1922 een verzoek tot Burgemeester en Wethouders te hebben gericht, om de voorwaarden voor aansluiting aan de gemeentelijke rioleering te mogen vernemen, en zich in verband hiermede zesmaal op het ie Bureau ten Stadhuize, tweemaal bij den Secretaris en viermaal bij den Burgemeester vervoegd te hebben, komt men eindelijk met een afwijzende beschikking zonder opgaaf van redenen. Inmiddels hebben die menschen een jaar lang in den waan verkeerd, dat zij aan de gemeentelijke rioleering zouden worden aangesloten. Dit prae-advies zegt eenvoudigweg U heeft zich vergist. In de overeenkomst staat, dat zij f 1632,in de gemeentekas zullen hebben te storten, zulks ter tegemoetkoming in be strating en rioleering. Iedereen zou daaruit opmaken, dat dit niet alleen de rioleering van den vóór hun panden gelegen weg betreft. Daardoor zijn die menschen misleid geworden. Spr. kan dan ook zijn stem aan dit voorstel niet geven. Ook bij den heer KORTEWEG heeft dit prae-advies be vreemding verwekt. Toen de Bouwcommissie besloot om die menschen te laten betalen in de kosten van bestrating en rioleering der straat is gezegd, dat zij beslist aansluiting aan het gemeente-riool zouden krijgen. De woningen en de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1923 | | pagina 420