24 AUGUSTUS 1923. 421 stallen bij de Cavalerie-kazerne zijn wèl aangesloten, terwijl deze menschen, die meer betalen, geen aansluiting kunnen krijgen. Spr. stelt voor, te besluiten, adressanten alsnog aan te sluiten onder voorwaarden door Burgemeester en Wet houders te geven. Den heer KLUFT heeft het verwonderd, dat adressanten indertijd een bouwvergunning is verstrekt, terwijl er geen rioleering wasin Holland is dat een vereischte. Spr. gelooft, dat het niet meer dan billijk is, dat deze menschen in het genot worden gesteld van rioolaansluiting. De heer OOSTVOGELS tracht aan de hand van een schrijven van Burgemeester en Wethouders, dateerende van 1910, aan te toonen, dat de gemeente Breda wel degelijk medezeggenschap moet hebben in de rioleering te bewuster plaatse. Burgemeester en Wethouders verwijzen adressanten wel naar Teteringen, doch spr. heeft hier zwart op wit, dat zij daarvoor bij Breda moeten zijn. Op het bureau van Openbare Werken is hun trouwens bij het storten van hun bijdrage in de rioleering min of meer beloofd, dat zij een rioolaansluiting zouden krijgen. De menschen hebben daar door in de meening verkeerd, dat zij tegen betaling van nog f 130,recht hadden op aansluiting. Spr. geeft in overweging, hen aan te sluiten tegen het gewone tarief. De heer HAALMAN zegt, dat door alle sprekers een ver keerde voorstelling van zaken is gegeven. Het gaat hier niet over rioleering, doch over aatisluiting aan de rioleering. Daarom is alleen juist, hetgeen de heer Oostvogels heeft opgemerktnadat die menschen zooveel hadden betaald in de kosten van bestrating en rioleering van den vóór hun panden gelegen weg, meenden zij uit een briefje van het bureau van Openbare Werken te mogen opmaken, dat zij het recht hadden om voor f 130,aangesloten te worden aan het gemeente-riool. Het gaat hier dan ook alleen om een formeele kwestie. Het standpunt van Burgemeester en

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1923 | | pagina 421