24 AUGUSTUS 1923. 433 .economische moeilijkheden van dezen tijd het hoofd ,te bieden. Wel is dit inzicht niet te verwachten van ,de adressante, die de klacht uit, dat met het oog op ,het aflossen per dag steeds een kwartier of langer ,meer dienst moest worden gedaan, dat na afloop ,van den diensttijd soms een proces-verbaal moest .worden geschreven en dat (hetgeen evenals het .vorige hoogst zelden voorkomt) in dienstvrijen tijd ,voor een rechtscollege als getuige moest worden .opgetreden. „Ten slotte worde, om te doen blijken, dat de .bezuiniging niet éénzijdig wordt nagestreefd hieraan .toegevoegd, dat zooveel doenlijk wordt gepoogd ook ,in ander opzicht de kosten van de politie te beperken. .Buiten de salarisposten is echter moeilijk eenig .effect te verkrijgen. De administratieve dienst, gevoerd ,door twee ambtenaren, zal niet eenvoudiger kunnen .worden ingericht en aan overuren kan niet minder .worden uitgegeven, wijl de kosten daarvan in 1922 .nihil hebben bedragen." ,Naar aanleiding van, althans in verband met de be- handeling van adressen van organisaties van politie- personeel zijn bij den Raad twee moties ingediend ,en wel door den heer M e ij v i s c.s. en door den ,heer Haaiman. „De eerstbedoelde beoogt een uitspraak van den ,Raad, welke er toe leidt, dat, bij het behoud van de ,week met 56 uren dienst, de uren boven 48 als .overuren zullen worden betaald. De motie van hun .medelid, den heer Haaiman, strekt er toe den .burgemeester uit te noodigen de 56 uren tot 52 ,uren terug te brengen. „Ook nadere overweging heeft mij niet de over tuiging kunnen bijbrengen, dat in de gegeven om standigheden de 56-urige dienst te veel van het .personeel vergt. Bij de bepaling van dit urental is

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1923 | | pagina 433