24 AUGUSTUS 1923.
439
in vele opzichten met de gemeente Breda zijn te vergelijken,
wezen uit, dat, waar het stelsel nog niet werd toegepast, de
uitvoering ervan veelal in voorbereiding of overweging was.
Zoo werd dan hier in Breda ook de 48-urige werkweek voor
het politiepersoneel ingevoerd.
Nog in de vergadering van 30 December 1921 hoor ik
U zeggen
,,Ik kan evenwel den heer Kluft niet volgen in diens
„streven om terug te keeren tot vroegere toestanden, want
„dan moet men terug naar verlengden diensttijd en daarom
trent is op dit oogenblik geen voorstel van spreker te ver
dachten".
Maar helaas, Mijnheer de Voorzitter, was reeds eene
verslechtering van conjunctuur ingetreden, zoodat U in
dezelfde vergadering dan ook al reeds opmerkt
„Om op dit oogenblik reeds tot verzwaring van den dienst
tijd over te gaan, daartoe vindt de Burgemeester geen aan
leiding. Mocht bij de andere categorieën in gemeentedienst,
de Raad tot verlenging van den werktijd besluiten, dan zal
ook voor het corps der politieambtenaren eene overeen
komstige" wederom vraag ik hoort U dat Mijnheer de
Voorzitter „overeenkomstige beslissing zijn te nemen."
Wel is U ver afgedwaald van het eenmaal door U inge
nomen standpunt, Mijnheer de Voorzitter.
Eerst zegt U Afgezien van de vraag, wat gij doet ten
opzichte van ander gemeentepersoneel, voor de politie behoort
de 48-urige werkweek te worden ingevoerd, Later wordt
door U gezegd Komt er verlenging van werktijd voor de
atbeiders in gemeentedienst, dan ook eene overeenkomstige
beslissing ten opzichte van de politie. En als dan de werk
tijd van de gemeentewerklieden met 3 uren wordt verlengd,
dan maakt U van de 48-urige werkweek der politie er eene
van 56 uren. Noemt U dat overeenkomstig, Mijnheer de
Voorzitter?
Wanneer ik nu het voorstel van ons geacht medelid, den
heer M e ij v i s bekijk, dan wensch ik op te merken, dat dit