24 AUGUSTUS 1923. 441 Dat „eenigszins", Mijnheer de Voorzitter, doet hier haast komisch aan. En sinds wanneer is rusttijd geen diensttijd Ieder oogenblik kan men bovendien voor dienst worden ge commandeerd. Eén lichtpunt echter vermag ik in het prae-advies te ont dekken, namelijk, dat waar U de motie M e ij v i s onaan nemelijk verklaart U dat niet doet ten opzichte van mijn motie, zoodat ik de gegronde hoop koester, dat wanneer de Raad mijne motie zou aannemen deze ook door U zal worden uitgevoerd. Wat de financieele zijde betreft, vaststaat, dat, waar de huidige dienstregeling de inderdaad zwaar drukkende politie- begrooting zeer spoedig met f 20.000,zal verminderen, de uitvoering van mijne motie de helft of f 10.000,be sparing zal brengen. En dan is mijn vaste overtuiging ons geacht medelid, de heer C e r u 11 i en meerdere anderen hebben zich meer malen in dien zin uitgelaten dat ook op andere wijze, b.v. door aan te brengen veranderingen in den inwendigen dienst, bezuiniging van de resteerende f 10.000,zeer ge makkelijk kan worden verkregen. Door U, Mijnheer de Voorzitter, is gezegd, dat de verlenging tot 56 uur slechts tot tevredenheid kan doen herinneren aan den langen diensttijd van voorheen, doch ik voeg daaraan toe en met weemoed aan den korten tijd, dat de 48-urige arbeidsweek bestond. Thans wordt door U, Mijnheer de Voorzitter, geen ver gelijking aangehaald met andere plaatsen iets, wat U anders steeds zoo gaarne doet. Ik begrijp dat. Vandaar dan ook, dat ik hoop, dat de Raad mijne motie zal aannemen, opdat Bredaten opzichte van den diensttijd der politie, niet meer met een zwarte kool zal worden aangeteekend. De heer HORNIX zegt, dat elk voorstel, hetwelk leidt tot vermindering van de kosten der politie, door hem met vreugde zal worden begroet en van zijn steun verzekerd

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1923 | | pagina 441