484 9 OCTOBER 1923. „dat voor zoover de bebouwing volgens de overgelegde „teekening binnen het grondgebied der gemeente Breda „valt, de voorgevels der te stichten woningen een hoogte „zullen hebben van minstens 6.50 M. boven de kruin van „den weg. Niemand der leden hiertegen eenige bedenking hebbende, wordt dienovereenkomstig besloten. 26. Adres van een drietal bijzondere schoolbesturen, verzoekende herziening van het raadsbesluit van 27 Juli j.l. betreffende de toekenning van vergoeding voor boventallige leerkrachten, met prae-advies van Burgemeester en Wethou ders, luidende als volgt „In Uwe vergadering van den 27 Juli 1923, werd eene „beslissing genomen op verschillende verzoekschriften van „besturen van bijzondere scholen tot het toekennen van „eene vergoeding voor boventallige onderwijzers over het „jaar 1921, zulks overeenkomstig art. 100 der L O. Wet „1920. „Uitgaande van eene door het Departement van Onder- „wijs, Kunsten en Wetenschappen gegeven interpretatie van „genoemd wetsartikel is in ons voorstel d.d. 23 Juli 1923, „Ag. Nr. 21, Br. Nr. 1025 (zie raadsnotulen bldz. 310 e.v.) „na een breedvoerig betoog eene gespecificeerde berekening „van deze vergoeding opgenomen. „Deze berekening leidde er toe, dat enkele schoolbesturen „niet voor toekenning van zoodanige vergoeding in aanmer king werden gebracht, als waarop zij meenden aanspraak „te kunnen doen gelden. „Dientengevolge hebben zich thans een drietal schoolbe sturen tot Uwen Raad gewend, met het verzoek, om die „beslissing te herzien. „Dit is niet de door de wet voorgeschreven weg. Deze „stelt toch in het 3e lid van art. 100 beroep open op Gede buteerde Staten, die alsdan het bedrag vaststellen waarop

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1923 | | pagina 484