49$ 9 OCTOBER 1923. De heer KORTEWEGIk vind het toch niet goed, dat U daar zoo over spreekt. a- 32. Nader voorstel van Burgemeester en Wethouders tot vaststelling van de rekening van het electriciteitsbedrijf over 1922, welk voorstel aldus luidt „Hiermede hebben wij de eer opnieuw ter vaststelling „aan te bieden de rekeningen van het electriciteitsbedrijf „over 1922, vergezeld van de daarbij behoorende bescheiden „en het ontwerp-besluit ter vaststelling dier rekeningen. „Naar aanleiding van het verslag der commissie tot „onderzoek dier rekeningen kunnen wij het volgenne mede- „deelen. „Met een tweetal ondergeschikte opmerkingen dier „commissie zal in het vervolg zooveel mogelijk rekening „worden gehouden. Waar de commissie „ofschoon daarvoor „geen enkele verantwoordelijkheid wenschende te dragen", „voorstelt om de rekeningen goed te keuren, gaan wij met „goedkeuring natuurlijk accoord, doch tegen het daarbij „gemaakte voorbehoud, strekkende om het ontwerp-besluit „tot vaststelling te wijzigen wat betreft de netto-winst en „aan te vullen met de woorden „en zal worden gereserveerd „voor extra-afschrijving f 40.000.bestaat bij ons over wegend bezwaar, aangezien deze f 40.000.als noodzakelijke „afschrijving van de onzuivere winst en f i24.290.831/2 'n „de rekeningen zijn opgenomen en het besluit tot vast stelling door gezegde aanvulling niet meer in overeen stemming zou zijn met de werkelijkheid. „Wij vertrouwen, dat voorbedoelde commissie na over weging van het vorenstaande onze zienswijze zal deelen „en geven daarom beleefd in overweging om meerbedoeld „ontwerp-besluit ongewijzigd vast te stellen. De heer HAALMAN kan zich toch niet vereenigen met de opvatting van Burgemeester en Wethouders. Spr. blijft het een onjuiste handelwijze achten. Indien op de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1923 | | pagina 498