5°4
9 OCTOBER 1923.
de toezegging kan worden gedaan, dat er nog deze maand
een nieuwe afdoende regeling zal komen. Het is immers zeer
wel mogelijk, dat er deze maand geen vergadering meer zal
zijn, zoodat men evenals vroeger al eens is voorgekomen
op een gegeven moment zonder steunregeling zit. Voorts
merkt spr. op, dat het hem zeer spijt, dat nog steeds niet is
voldaan aan zijn verzoek om belangrijke voorstellen te ver
menigvuldigen en den raadsleden toe te zenden. Spr. hoopt,
dat in den vervolge met dit verzoek rekening zal worden
gehouden.
Een belangrijk element in dit debat vormt de door Burge
meester en Wethouders gevonden oplossing met een onzer
industrieën. Spr. gelooft, dat meerderen deze oplossing niet
zoo bijzonder zullen toejuichen, omdat zij inderdaad groote
dingen bevat, die minder wenschelijk zijn echter mag men
het gemeente-belang niet uit het oog verliezen. Indien de
Wethouder van sociale aangelegenheden er kans toe ziet
die menschen daar onder te brengen, dan is zulks te prefe-
reeren boven het werken op de hei bij weer en ontij en
wanneer dat bovendien nog der gemeente voordeel zal brengen,
dan is hem die oplossing wel niet zoo bijzonder aanlokkelijk
en aangenaam, doch hij wordt er toe gedrongen. Zou er
een oplossing kunnen worden gevonden, waarbij noodlijdende
bedrijven werden gesteund, dan ware hem dat liever. Maar
het is juist de moeilijkheid om onder deze omstandigheden
de noodlijdende bedrijven te vinden, waarbij een zoo groot
aantal arbeiders kan worden ondergebracht. Spr. kan daarom,
hoe ongaarne ook, met deze regeling meegaan. De heer
M e ij v i s glijdt wel wat al te gemakkelijk heen over de
bedragen, welke op het oogenblik met de steunverleening
gemoeid zijn, doch spr. staat wèl aan diens zijde, waar deze
opkomt tegen het niet-hooren van de commissie van advies.
Daarin hebben Burgemeester en Wethouders min of meer
gefaald een spoedvergadering was toch zeker wel mogelijk
geweest.
Spr. weet niet wat de verdere plannen van Burgemeester