9 OCTOBER 1923. is dit een provinciale aangelegenheid, doch het gemeente bestuur zou zich tijdig in verbinding dienen te stellen met de Provincie om te komen tot het opnemen van werkloozen bij uit te voeren waterwerken, welke dichterbij gelegen zijn dan de heide-ontginning onder Chaam. De heer MOLL merkt nog op, dat de heer M e ij v i s weet, dat spr. een voorstander is van het verlengen van de bestaande steunregeling tot 1 Januari 1924, doch wij hebben deze maand nog een raadsvergadering, waarin een nieuwe regeling ter goedkeuring zal worden aangeboden. De heer M e ij v i s kan dus gerust zijn en deze plannen afwachten. Het kan evengoed zijn, dat spr. het er ook niet mee eens is. Voorts zegt spr., dat het niet onmogelijk is, dat de werklooze arbeiders, die aan de Suikerfabriek te werk worden gesteld na afloop van de campagne naar den Belcrumpolder kunnen worden getransporteerd om daar te werken. De heer Schrauwen heeft er over geklaagd niets van de stukken te hebben gezien. Spr. kan daartegen aan voeren, dat alles zeer snel in zijn werk is gegaan en de beslissing eerst gisteren is genomen, zoodat de tijd ontbrak om de stukken voor de raadsleden ter inzage te leggen. Het denkbeeld van den heer Cohen, om de werkloozen steenen te laten maken, behandelende, zegt sprdat daar mee al reeds een proef is genomen, waaruit bleek, dat zulks tot een geweldigen strop voor de gemeente zou leiden. Den heer Haaiman kan spr. de toezegging doen, dat zooals hij zooeven reeds heeft medegedeeld het ont werp voor een nieuwe steunregeling nog deze maand ver wacht kan worden. Wat het waterlossingsvraagstuk aangaat, dat is een zuiver provinciale kwestie. De heer ME1JVIS stelt voor, de bestaande steunregeling tot 1 Januari 1924 te verlengen. De VOORZITTER zegt, dat Burgemeester en Wethouders expres elke maand als testimonium paupertatis met een

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1923 | | pagina 510