9 OCTOBER 1923.
5"
gelijk voorstel tot verlenging komen, hoewel het niet prettig
is niets anders te kunnen aanbieden. Zulks dwingt tot her
nieuwd onderzoek. Thans, nu wij staan vóór een nieuwe
regeling, is er meer dan ooit reden om met een verlenging
van één maand genoegen te nemen. Spr begrijpt dan ook
de houding van den heer M e ij v i s niethij verliest toch
niets met het aannemen van dit voorstel. Wat kan het
motief zijn om thans op verlenging tot 1 Januari a.s. aan
te dringen
De heer MEIJVIS handhaaft zijn voorstel. Spr. begrijpt
van zijn kant niet, waarom Burgemeester en Wethouders er
zoo op staan de steunregeling slechts met één maand te
verlengen. Als er een nieuwe regeling tot stand is gekomen,
is het immers nog tijd genoeg om de bestaande op te heffen.
Spr. vreest, dat er zich anders een moment zal voordoen,
dat er geen regeling is en dan staat de steunverleening stop,
hetgeen vroeger al eens is gebeurd. Trouwens, een ver
lenging tot 1 Januari 1924 wordt ook door de commissie
van advies voorgestaan.
De VOORZITTER wijst er op, dat de samenstelling van
die commissie binnenkort zal worden gewijzigd zij zal wor
den uitgebreid tot 8 leden. Er schijnen op het oogenblik
belanghebbenden in te zitten, hetgeen de vernieuwing mede
wenschelijk maakt.
Het voorstel-M e ij v i s, om de bestaande steun
regeling voor georganiseerde en ongeorganiseerde
werkloozen tot 1 Januari a.s. te verlengen, wordt
daarop in stemming gebracht en verworpen met
14 tegen 5 stemmen.
Tegen de heeren Van Luijtelaar, Pels ter,
Korteweg, Schrauwen, Loomans, Elich, Kluft,
Van Groenendael, Moll, Appelboom, Feber,
Van Sasse van IJsselt, Hornix en Speyart van
Woerden.