29 OCTOBER 1923
531
inderdaad een groote fout schuilt zeer juist. Doch terug
gaande naar het debat van vóór eenige weken, heeft spr.
bij interruptie gezegd, ook de vaststelling van een minimum
loon volkomen billijk te vinden. Een minimum-loon zonder
meer is echter onbillijkmen moet daaraan enkele voor
waarden verbinden. Er moet daartegenover een contra-prestatie
worden geëischt. Spr. geeft toe, dat in het bepalen van die
contra-prestatie eenige moeilijkheid is gelegen, doch waar
men al een leidraad heeft in de regeling van het garantie
loon voor hen, die lichamelijk minder geschikt zijn, wil het
hem voorkomen, dat die oplossing wel te vinden zal zijn.
Het kan niet worden ontkend, dat de loonen laag zijn, het
geen hieraan ligt, dat die menschen uit den aard van hun
beroep nu eenmaal niet voor dat werk aangewezen zijn,
derhalve niet in staat zijn meer te verdienen. De vaststelling
van een minimum-loon, mits daaraan een contra-prestatie
wordt verbonden, is daarom alleszins billijk.
Wat nu het afwijzend advies op het derde voorstel betreft
het College heeft daarvoor maar één motief, n.l. dat blijkens
ingewonnen inlichtingen de betrokken Minister een derge-
lijken maatregel niet zal goedkeuren bij subsidie-verleening.
Naar aanleiding hiervan dringt zich bij spr. de vraag naar
vorenWaarom die inlichtingen dan niet aan den Raad
overgelegd Thans is spr. het eens met den heer M e ij v i s,
dat men te dien aanzien niet zoo angstvallig moet zijn. Het
is een maatregel van goed-sociale strekking, bij niet goed
keuring waarvan de Minister een vreemd standpunt zou
innemen. Een dergelijke houding ware hoogst onsociaal.
Spr. zal dan ook van ganscher harte voor het 3de voorstel
stemmen en geeft den heer M e ij v i s in overweging, zijn
iste voorstel zoodanig te wijzigen, dat aan het minimum-loon
voorwaarden worden verbonden.
Den heer KLUFT bevreemdt het, al deze beschouwingen
over de werkverschaffing op de heide te hooren. Spreker
meende, dat al de daaraan deelgenomen hebbende personen