29 OCTOBER 1923. 535 staat. Ten opzichte van zijn eerste voorstel zou spr. gaarne doen, hetgeen de heer Haaiman hem in overweging heeft gegeven, maar deze zal ook wel gehoord hebben, dat de Minister daartegen principieel bezwaar heeft. Spr. persis teert bij zijn bewering, dat bij de Bossche regeling een minimum-loon wordt toegepast. Wat zijn derde voorstel betreft, kan spr. nog mededeelen, dat er tal van gemeenten in ons land zijn, waar een hoogere uitkeering wordt gegeven aan georganiseerden. De heer MOLL Dat gebeurt hier ook U springt op het oogenblik van de werkverschaffing op de steunregeling. De heer MEIJVIS Dan kan het bij de werkverschaffing ook wel. De heer MOLL Neen, want voor een zoodanigen maatregel bij de werkverschaffing is de goedkeuring van den Minister noodig, bij de steunregeling niet. De heer MEIJVIS herhaalt, dat men te dien opzichte niet te angstvallig moet zijn. Dat er onder de oude regeling werd gesimuleerd, onderschrijft spr. ten volle, doch hij gelooft, dat de mentaliteit van de arbeiders toen anders was dan nu. Wanneer er werkelijk een scherp toezicht wordt uitgeoefend, zal men te dien opzichte wel een goeden toestand kunnen scheppen. Het spijt spr., dat de heer Moll zijn gegevens verdacht heeft gemaaktzij zijn echter juist en overeen komstig de waarheid. Ook heeft spr. geen gegevens verstrekt omtrent personen, die slechts 2 a 3 dagen gewerkt hebben. Hetgeen hij hier heeft medegedeeld is de uitkomst van een nauwgezet persoonlijk onderzoek. Dat een werkman bedrog pleegt jegens zijn gezin en een deel van zijn weekloon verdrinkt, keurt ook spr. ten zeerste af, doch het is een uitzonderingsgeval, waardoor alleen bewe zen wordt, dat er overal deugnieten zijn, die het voor de goeden bederven. Het kan voorkomen worden door het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1923 | | pagina 535