29 OCTOBER 1923.
537
De heer KORTEWEG heeft ook een onderzoek ingesteld.
Daaruit is hem gebleken, dat de menschen 's morgens om
41/3 uur moeten opstaan, daar zij reeds om 6 uur aan het
station moeten zijn, vanwaar zij per auto naar de bosch-
wachterswoning te Chaam worden vervoerd. Deze rit duurt
drie kwartier. Daar aangekomen moeten zij nog drie kwartier
ver loopen naar het terrein van de werkverschaffing. Dage
lijks gaat er dus tweemaal drie kwartier heen met rijden en
tweemaal drie kwartier met loopen naar en van het werk, van
waar men 's midddags om 4 uur wederom vertrekt. Men is dus
ongeveer 70 uur per week in de weer. Nu weet spr. van
iemand, die wel werken kan, dat gemiddeld 21/2 Are per
week kan worden omgespit, waarvoor men een loon van
f 10,ontvangt. Spr. zegt zich in verband hiermede af te
vragen, waar dan die loonen van f 20,vandaan moeten
komen.
De VOORZITTER zegt, dat men over het derde voorstel
kan denken zooals men wil, het blijft nu eenmaal een feit,
dat de Minister bezwaar heeft tegen een zoodanige regeling.
Op het oogenblik helpen wij heel aardig mede om heide
gronden, welke niet aan ons behooren, productief te maken,
in de kosten waarvan het Rijk slechts 20 bijdraagt. Bur
gemeester en Wethouders hebben reeds getracht daarin
verandering te brengen en zij zullen dat blijven doen, maar
hun standpunt zal des te moeilijker te verdedigen zijn, indien
de Raad nu dezen toeslag zou verstrekken. Trouwens, het
is nog de vraag, of het wel op den weg van den werkgever
in casu de gemeente ligt om een premie te stellen
op het aangesloten zijn bij een organisatie. Spr. is van
meening, dat deze vraag ontkennend moet worden beant
woord. Zelfs niet onder andere vormen treft men een der-
gelijken maatregel bij andere salarisregelingen aan. Spr.
vreest dan ook consequenties bij een zoodanige bevoorrech
ting van georganiseerden.
Ten aanzien van de drinkwatervoorziening merkt spr. op,