538
29 OCTOBER 1923.
dat de voorstellen van den heer M e ij v i s, welke niet zijn
gedateerd, 23 Augustus 1.1. zijn ingekomendat wil dus
zeggen, nadat de warme periode reeds lang achter den rug
was.
Wat nu de vaststelling van een minimum-loon betreft
ook de heer Haaiman heeft te dien opzichte een vèr
reikend voorstel gedaan de heer Moll heeft dit reeds
zeer juist bestreden. Spr. zal er dan ook niet veel van zeg
gen alleen dit, dat de vorige Raad zich er tegen heeft
verklaard en dat het de kosten, uit de werkverschaffing voort
vloeiende, zeer zou verhoogen. Het is spr. ten zeerste opge
vallen, dat door geen van de heeren, die voor deze zaak in
het krijt getreden zijn, in eenige beschouwing wordt getreden
van de kosten.
De heer MOLL merkt op, dat de heer M e ij v i s heeft
gezegd te gelooven, dat de arbeiders bij de werkverschaffing
thans niet meer simuleeren. Dit is door spr. niet zoo voor
gesteld men zou daarmede een onbillijkheid begaan tegen
over de bona fide arbeiders. Ook blijft spr. van meening,
dat men door het garantie-loon op te voeren onrecht zou
plegen jegens laatstgenoemde categorie. Voorts heeft de heer
M e ij v i s beweerd, dat spr. uitzonderingsgevallen heeft aan
gehaald de heer M e ij v i s heeft zich evenwel aan hetzelfde
euvel schuldig gemaakt. Als men diens cijfers aan de
Arbeidsbeurs ging vergelijken, gelooft spr. niet, dat er ook
maar één overeind zou blijven staan.
Wat de Bossche regeling betreftzij dateert van 24 Juni j.l.
en is sedert 19 Juli d.a.v. niet meer gewijzigd. Deze data
wijzen dus uit, dat 's heeren M e ij v i s' verschooning ten
deze niet opgaat.
Beziet men de officieele cijfers van de verdiensten over
6 dagen, dan blijkt een minimum-loon absoluut overbodig
te zijn. De tegenwoordige toestand geeft ook werkelijk geen
reden tot ontevredenheid. Men schroeft deze zaak echter op
om er progaganda-materiaal uit te slaan.