29 OCTOBER 1923. 539 Den heer Appelboom, die in overweging geelt om in daarvoor in aanmerking komende gevallen het loon aan de vrouw uit te keeren, deelt spr. mede, dat zulks reeds is toe gepast vanaf het eerste oogenblik, dat een zoodanig geval zich voordeed. Den heer Korteweg, die zich afvraagt, waar die loonen van f 20,toch wel vandaan moeten komen, antwoordt spr., dat men ze aantreft op de ofïicieele loonstaten, welke spr. hier vóór zich heeft liggen. De cijfers door den heer Korte weg genoemd, komen daarop echter niet voor. Spr. geeft den heer Korteweg dan ook in overweging, zich niet te storen aan alle mogelijke praatjes. De heer CERUTTI heeft thans ook weer bezwaar hooren maken tegen het ontginnen van heidegronden, welke aan een ander toebehooren. Spr heeft vroeger al gevraagd, of het geen aanbeveling zou verdienen zelf heidegrond aan te koopen en herhaalt deze vraag thans. De VOORZITTER antwoordt, dat de omliggende heide gronden tot het Staatsboschbedrijf behooren. De heer KLUFT heeft van den heer Korteweg ver nomen, dat die menschen 70 uur per week in de weer moeten zijn en van den heer M e ij v i s, dat het drinkwater er slecht is en dat de meesten niet geschikt voor dat werk zijn. Spr. vraagt zich in verband hiermede af, waarom men niet getracht heeft die menschen in België te werk te stellen. Spr. is ervan overtuigd, dat daar de kans groot is om hen in hun vak te plaatsen. In plaats van wekelijks f 16,op de f 20,toe te leggen, geeft de gemeente dan vergoeding voor reiskosten. Meerdere gemeenten in Nederland hebben zulks reeds met succes gedaan. Men moet niet trachten daar een groot quantum geplaatst te krijgen, doch vooral vrijgezellen, die eenige vakkennis bezitten. Mocht later blijken, dat zij daar te weinig verdienen, dan kan de gemeente altijd nog een toeslag geven op het kostgeld.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1923 | | pagina 539