29 OCTOBER 1923. 551 Mijnheer de Voorzitter, dit kan niet zijn in het alge meen belang, omdat, zooals door mij reeds is gezegd, dit beteekent den dood der vverkloozenkassen, waardoor in plaats van minder kosten het gevolg van deze regeling zal zijn, veel meerdere kosten. Ook ontneemt men bij aanneming van dit voorstel den prikkel van verzekering, zoodat de Overheid zal moeten blijven betalen, ook in dagen van meer opleving en minder werkloosheid. Mijnheer de Voorzitter, ik heb ontvan gen een afschrift van een adres aan den Raad van de R. K. Werklieden-vereeniging. De strekking van dit adres zal ik niet nader bespreken, omdat ik het volkomen kan onder schrijven. Mijnheer de Voorzitter, wegens al de door mij ont wikkelde bezwaren, zal ik stemmen tegen deze verordening en tevens hierbij indienen een nieuw ontwerp-steunregeling. Mijnheer de Voorzitter, ik doe een dringend beroep op den Raad, om niet te steunen het voorstel van Burge meester en Wethouders, maar het door mij in te dienen voorstel, hetgeen in uitkeeringsbedragen enz. geen verschil geeft met het voorstel van Burgemeester en Wethouders, te aanvaarden. Bij dit voorstel is den Raad toegezonden de z.g. oude steunregeling, waarop dan door mij eenige amen dementen zullen worden voorgesteld. De heer PELSTER komt op tegen de bewering van den heer Moll, dat de voorgestelde regeling moet worden beschouwd als een oorlogsverklaring aan de vakorganisaties. Spr. gelooft, dat zulks evenmin in het voorstel ligt opge sloten als hij zou mogen zeggen, dat de rede van den heer Moll een oorlogsverklaring is aan „St. Vincentius", „Ar menzorg" en de Diaconie. De zaak is deze. Die vereenigingen treden in dit geval niet op als armbesturen, doch zij nemen een nieuwe taak op zich, n.l. de gemeente te helpen bij het verleenen van steun aan de werkloozen. De conclusie van den heer Moll, is derhalve absoluut onjuist. Spr. is

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1923 | | pagina 551