557 29 OCTOBER 1923. langen der arbeiders, dan hadden thans andere personen in het College van Burgemeester en Wethouders gezeten. Komende tot het eigenlijke onderwerp der discussiën, ver klaart spr. volkomen accoord te gaan met de opvatting van den heer Moll in deze. De Voorzitter heeft telkens geglimlacht wanneer er gezegd werd, dat deze regeling niet anders kan worden beschouwd dan een oorlogsverklaring aan de vakorganisaties, doch deze zal dat niet zoo goed begrij pen. Doordat die menschen dan in het geheel niet meer met hun vakorganisatie in aanraking zullen komen nu geschiedt zulks nog tweemaal per jaar vreest spr., dat daarvan het gevolg zal zijn, dat zij hun vakvereeniging zullen verlaten, hetgeen niet in het belang van de gemeente zou zijn. Spr. is beducht, dat daardoor in de toekomst de steunverleening grootere uitgaven zal vorderen. Ook wordt de contröle op die manier zwakker gemaakt, daar zij door anderen niet zóó kan worden uitgeoefend als juist door de besturen der vakvereenigingen. Wanneer men zich afvraagt, of deze regeling wel practisch uitvoerbaar zal zijn voor die armbesturen, moet het antwoord ontkennend luiden. De statuten dier instellingen verbieden immers de opneming van bedeelden. Ten slotte zegt spr., dat, als de liefdadigheid in den arm genomen moet worden om de menschen aan werk te helpen, men dan de Arbeidsbeurs wel kan inkrimpen, want dat is toch het officieele lichaam voor arbeidsbemid deling. Mevrouw NEVE-REINTJES gevoelt zich gedrongen om de uitlating van den heer Schrauwen, dat zij hier zou zetelen in het belang van één klasse, terug te wijzen. Voorts zegt spr. nog niet overtuigd te zijn van het financieel voordeel aan deze regeling voor de gemeentekas verbonden. Men moet wel beseffen, dat de gang naar de armbesturen een zeer zware is. Het is nu eenmaal een feit, dat degenen, die van de St. Vincentius-vereeniging hebben getrokken, in de buurt met den vinger worden nagewezen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1923 | | pagina 557