560
29 OCTOBER 1923.
Deze vereenigingen hebben zich op ons verzoek bereid
verklaard om aan de steunregeling hun diensten ter beschik
king te stellen en nu wordt er gezegd men mag de werk-
loozen niet aan de armbesturen overgeven. Waarlijk, er is
hier gesproken op een wijze, welke spr. is daarvan over
tuigd het R. K. Vakbureau zelf niet voor zijn rekening
zou nemen. Het gaat hier niet over het loslaten van personen
en het overleveren van hen aan de particuliere bedeeling.
Wat kan er toch tegen zijn, deze proef te nemen De ge
meente blijft het geld beschikbaar stellen en verder gebeurt
er niets anders dan dat zij tevens gebruik maakt van de
ervaring dezer vereenigingen om dit te beheeren. Dat er
iets krenkends gelegen zou zijn in het genieten van onder
steuning van de zijde eener honorabele vereeniging, ontgaat
spr. ten eenenmale. Het zou interessant zijn inzage te ver
krijgen van de personen, die thans reeds uitsluitend door
die vereenigingen worden gesteund. Eerder ligt er iets
krenkends in het vervoer van menschen op een vrachtauto,
dicht op elkaar naar het werk. Indien men daarover niet
klaagt, dan is er zeker geen reden om er over te klagen,
dat de gemeente-steun van kanaal verwisselt om den be
hoeftige te bereiken.
Voorts zien sommigen in den voorgestelden maatregel
een aanval op de vakorganisaties en dat is voor hen wel
de krachtigste drijfveer om dit voorstel te bestrijden. Spr.
is echter van meening, dat daarvan geen sprake kan zijn.
Hij gelooft, dat genoemde sociale vereenigingen, welke zoo
volkomen op de hoogte zijn van de Bredasche toestanden,
met vrucht in deze gekend kunnen worden en op dit gebied
uitnemend werk kunnen verrichten naast de vakorganisaties.
Het wel en wee der vakvereenigingen kan en mag daar ook
niet van afhangen.
Een ander punt is de vraag, of de gemeente-financiën
door deze regeling wel zullen worden gebaat. Spr. meent
deze vraag bevestigend te mogen beantwoorden, want, waar
om hebben Burgemeester en Wethouders deze vereenigingen