29 OCTOBER 1923. 561 bij deze zaak betrokken Niet alleen om gebruik te maken van haar deskundig inzicht bij het bepalen der steunbedra gen, maar om mede te profiteeren van het scherpe toezicht en den band, welke op die manier gelegd wordt tusschen die besturen en de arbeidersgezinnen. De Arbeidsbeurs verricht zeer zeker heel goed werk, doch men moet haar niet beschouwen als de alleenzaligmakende op dit gebied. Wanneer men in de gemeente vereenigingen van maat schappelijke beteekenis heeft, kunnen zij ten deze uitstekend en vruchtbaar werkzaam zijn. Welnu, Burgemeester en Wet houders hebben alleszins bekwame mannen gevonden om die nieuwe taak te verrichten, welke en hierop moge de nadruk worden gelegd voor die vereenigingen een afzon derlijke dienst zal worden, aldus is reeds door de vereeni gingen zelf besloten. Met den heer Korteweg is het moeilijk debatteeren, omdat deze reeds bij voorbaat zegtde armbesturen hij bedoelt de vereenigingen tot leniging van sociale nooden kunnen het niet, en omdat hij alvorens ons te hooren, reeds zijn stem bepaalt. Indien de heer Korteweg de bij her haling gehouden vergaderingen met die vereenigingen had bijgewoond, gelooft spr., dat hij zou zeggen laten we eens probeeren, of het niet gaat. Aan dit nieuwe systeem toch is indirect een financieel voordeel voor de gemeente verbonden er gaat een opvoedende kracht van uit, omdat het zelf zoeken naar een gaatje om uit de misère te komen, daarbij geholpen door menschen, die ervaring hebben op dit gebied, er door bevorderd wordt. Ook het feit, dat op die wijze de belangstelling van dergelijke vereenigingen voor den werkloozen steuntrekker wordt verkregen, is voor hem van groot belang. Men moet de maatschappelijke krachten gebrui ken dat geschiedt aldus en is het uitnemende van het stelsel. Ook mag men verwachten, dat de controle er door verscherpt zal worden, iets wat ook Wethouder Moll zal moeten toejui chen. Zeide deze zooeven niet, dat men niet krachtig genoeg kan aandringen op een behoorlyk onderzoek en gaf hij niet een

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1923 | | pagina 561