3 DECEMBER 1923.
593
11. Schriftelijke vragen van het raadslid Korteweg,
betreffende
i°. invoering van het georganiseerd overleg en de regeling
der rechtspositie van de ambtenaren
20. verzekering van opperbrandmeester en brandmeesters
tegen ongevallen bij brand
30. verwijdering van het prikkeldraad bij het gebouw van
de hoofdwachten
40. de kostelooze koepokinenting en herinenting op Zon
dagen.
De VOORZITTER deelt mede, dat deze vragen door
Burgemeester en Wethouders schriftelijk zullen worden
beantwoord.
De heer KORTEWEG dringt op een spoedige afdoening
aan, vooral ten opzichte van zijn eerste vraag. Spr. herinnert
in dit verband aan het feit, dat reeds in de vergadering
van 29 December 1922 een motie van het raadslid
Schrauwen er toe strekkende om tot werkelijk georga
niseerd overleg te komen door Burgemeester en Wethouders
is overgenomen en vraagt, wanneer het antwoord van Bur
gemeester en Wethouders kan worden tegemoet gezien.
De VOORZITTER antwoordt, dat dit niet zoo spoedig
het geval zal zijn, de kwestie van het ambtenarenreglement
is niet zoo eenvoudig.
De heer KORTEWEG zal er dan naderhand weer op
moeten terugkomen. Onder de gemeenten van eenig belang
is Breda wel een unicum als gemeente, waar geen rechts
positie voor de ambtenaren bestaat.
De heer APPELBOOMVoor de rijksambtenaren toch
ook niet
De VOORZITTER herinnert er aan. dat de regeling van
de rechtspositie der ambtenaren hier indertijd is afgestuit
op de toen aangekondigde Rechtspositie-wet.