3 DECEMBER 1923.
613
dagen afschaffen. Spr. kan niet betwisten, dat het voor de
gemeente voordeel zal opleveren als de verlofdagen op die
manier ingekrompen worden, doch dit mag op het oogen-
blik geen gewicht in de schaal leggen. Spr. toont vervolgens
uit brieven van de Bisschoppen van Breda en Den Bosch
aan, dat het in hooge kerkelijke kringen ten zeerste op prijs
wordt gesteld, dat deze feestdagen nog als Zondag worden
gevierd, daar de viering ervan niet is afgeschaft. Ook blijkt
uit den brief van den Bisschop van Den Boschdat, wanneer
hier het besluit mocht worden genomen om die feestdagen
als Zondagen te blijven beschouwen, men daardoor niet in
conflict zal komen met de Arbeidswet. Te Bergen op Zoom,
Roosendaal, Oudenbosch, Dongen en naar spr. meent ook te
Ginneken heeft men reeds een zoodanige regeling getroffen.
Spr. geeft wijl het hier een specifiek Katholieke om
geving is den Raad in overweging om uit artikel 22 van
het Werkliedenreglement alleen den Sint Josephdag te
schrappen en artikel 28 ongewijzigd te laten.
De heer HORNIX spreekt zijn bevreemding uit over de
houding van eenige leden der Katholieke raadsfractie en
van het College van Burgemeester en Wethouders. Spr.
brengt in verband hiermede in herinnering, dat de Raad op
29 Januari van dit jaar in principe heeft besloten, de ver
vallen feestdagen uit het Werkliedenreglement te schrappen
als compensatie voor het behoud van den vacantie-toeslag.
Een logisch gevolg van de eventueele verwerping van dit
voorstel zou dus zijn, dat de kwestie betreffende den vacantie-
toeslag nog eens in den Raad te berde werd gebracht, want
het behoud van dien toeslag berust op een compromis. Spr.
vindt, dat de vacantie-regeling door de verschillende ma-
chinatiën steeds duurder wordt. Spr. kan zich dan ook met
den loop van zaken niet vereenigen en noemt de voorgestelde
wijziging van artikel 28 een inconsequentie.
De heer ZIJLMANS kan het standpunt van den heer
Moll volkomen begrijpen. Spr. stelt voor, ten behoeve van