3 DECEMBER 1923.
kosten aan de vacantie-regeling verbonden door dit voorstel
zullen worden verhoogd. Spr. is echter van oordeel, dat het
financieel voordeel in deze eerder aan den gemeentelijken kant is.
De heer HAALMAN sluit zich aan bij hetgeen de heer
Moll heeft gezegd. Spr. heeft echter nog een principieel
bezwaar tegen dit voorstel, n.l. dat de aanwijzing van de
feestdagen uit handen van den Raad wordt genomen en
wordt overgedragen op Burgemeester en Wethouders. Spr.
acht het voorstel dan ook onaannemelijk.
Ook de heer COHEN acht het voorstel van Burgemeester
en Wethouders onaannemelijk. Spr. verklaart zich bereid om
aan de opneming in art. 22 van den Goeden Vrijdag mede
te werken. De consequentie brengt dan echter mede, dat
ook de 1 Mei-dag, welke door een groote categorie van
georganiseerde arbeiders als een internationale feestdag wordt
beschouwd, daarin opgenomen wordt.
De heer APPELBOOM geeft in overweging ter voor
koming van conflicten in het voorgestelde artikel 22
tusschen de woorden daartoeen noodzakelijkheidte
voegen ter beoordeeling van het hoofd van den betrekkelijken
tak van dienst
Wat de kosten betreft, er gaan nu 4 feestdagen af, terwijl
er 2 vacantie-dagen bijkomen, waarvoor in verband met
den vacantie-toeslag I5°°/o loon per dag gegeven wordt.
Deze regeling heeft tengevolge, dat zij de gemeente 5 in
plaats van 4 loondagen kostdeze heeft er dus verlies bij.
Spr. zou daarom willen voorstellen, 2 vacantie-dagen te geven,
waarvoor geen toeslag zal worden genoten.
De heer VAN LUIJTELAAR heeft berekend, dat de nieuwe
regeling de gemeente 4^2 dag loon kost. Spr. is daarom
van meening, dat het voor de gemeente voordeeliger is wan
neer de huidige regeling bestendigd blijft.
De heer SCHRAUWEN kan aan een voorstel tot het
invoegen van den 1 Mei-dag in artikel 22 niet medewerken,