624 3 DECEMBER 1923. wethouders tegen is aangenomen, wel op het praedicaac „spontaan" aanspraak mag maken. Voorts verwijst de Voor zitter naar zijn vroegere nota's. Spr. wordt daardoor ge dwongen een terugblik te werpen op het verloop van deze zaak. Spr. achtte in Augustus j 1. den tijd nog niet gekomen om over te gaan tot uitbetaling van overuren hij moet thans toegeven, dat hij zich toen vergist heeft. Doch spr. had ver wacht, dat aan zijn motie gevolg zou zijn gegeven. Hij heeft destijds in den loop van het debat gezegd, dat hij meende nog zooveel vertrouwen in den Burgemeester te mogen stel len, dat deze de motie niet naast zich neder zou leggen. Spr. is in dat vertrouwen ernstig teleurgesteld en zegt het onaangenaam te vinden, thans deze vragen tot den Burge meester te moeten richten. Het ware rationeeler geweest, indien de Voorzitter uit eigen beweging met een mede- deeling aan den Raad was gekomen ook had een zoodanige handeling van meer respect voor dat College blijk gegeven. En nu de motieven, welke de Burgemeester voor zijn houding aanvoert. Door het argument, dat in April van het volgend jaar een nieuwe Commissaris van Politie zal optreden, die misschien een gunstiger arbeidsverdeeling zal kunnen tot stand brengen, wordt spr. met een kluitje in het riet gestuurd. Dan heeft de Voorzitter nog gezegd, dat men elders ook een dergelijken maatregel heeft getroffen, hij heeft het echter niet gewaagd die gemeenten met name te noemen. De VOORZITTER Zij zijn er toch ik heb er verschil lende op een lijstje. De heer HAALMAN zegt, dat er altijd wel eenige plaatsen zijn aan te wijzen, waar de toestand slechter is dan hier, doch spr. kan onmiddellijk talrijke voorbeelden noemen van gemeenten, waar de toestand gunstiger is. Trouwens, men behoeft zich niet altijd te spiegelen aan de slechte voor beelden. Ten slotte heeft de Voorzitter er op gewezen, dat spr.'s motie is aangenomen in het stervensuur van den ouden Raad. Spr. stelt daartegenover, dat de voorstemmers

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1923 | | pagina 624