3 DECEMBER 1923. 62? van die motie nog de meerderheid van dezen Raad uitmaken. De mentaliteit van den Raad ten opzichte van deze kwestie is dus niet veranderd. Ten aanzien van de door den Voorzitter aange kondigde bezuiniging op den arbeidstijd van het gemeente- personeel, zegt spr. dat de politie dan daarvan afgescheiden moet worden gehouden aan een dergelijke bezuiniging bestaat daar geen behoefte meer. Wat nu de kosten aangaat, de door den Burgemeester getroffen bezuiniging bedraagt ongeveer f 20.000,terwijl spr.'s voorstel ongeveer f 10.000 zou bezuinigen. De overige f 10.000 zouden misschien wel bezuinigd kunnen worden op den technischen dienst. Resumeerende verklaart spr. dus niet geneigd te zijn, zijn motie in te trekken. Wordt zij niet uitgevoerd, dan blijft hem niets anders over, dan, evenals indertijd de heer Me ij vis heeft gedaan, den Raad voor te stellen alle overuren in dit geval dus boven de 52 diensturen uit te betalen. Het spijt spr. zeer, dat hij tot deze materieele oplossing zijn toevlucht moet nemen, doch men zuil niet anders. De VOORZITTER merkt op, dat spontane beslissingen zeer gevaarlijk kunnen zijn. Voorts zegt spr., dat de heer Haaiman zoo royaal is, de bezuiniging van de ontbrekende f 10.000 aan spr. over te laten. Immers de woorden van den heer Haaiman kwamen hierop neer: ,,Ik kan niet beoor- deelen hoe te bezuinigen, U kunt dat wel." Spr. kan daarop antwoorden, dat die bezuiniging heel moeilijk anders te vinden zal zijn dan op de salarisposten, want op kleeding, schrijf behoeften enz. kan geen belangrijk bedrag bezuinigd worden. De betrokkenen nemen hun dienst met opgewektheid waar zij zijn in goede stemming. Spr. vindt het dan ook verkeerd hun de meening op te dringen, dat zij misschien te veel en te hard werken en het dus maar weer wat minder moet worden. De behandeling van deze kwesties in den Raad is vervelend en weinig afdoende. Dit is ook de reden, waarom

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1923 | | pagina 625