630 3 DECEMBER 1923. „den Heer F e b e r tot plaatsvervangend burgemeester „gemeentebelangen geschaad dreigen te worden" Mijnheer de Voorzitter, er staat hier iets te veelUwe fractie of hare meerderheiddeze restrictie was bepaald overbodig, want tegen den vorm en inhoud van ons schrijven aan het College van Burgemeester en Wet houders, heeft in onze fractie zich geen enkele stem ik herhaal dit Mijnheer de Voorzitter geen enkele stem verheven en laat U dit niet al te zeer verwonderen. En in aansluiting van die gemeentebelangen, die geschaad dreigen te worden, vervolgt de tot ons gerichte brief„en „dit kan toch slechts aanleiding tot Uw schrijven zijn". Natuurlijk, Mijnheer de Voorzitter, en niets anders was onze aanleiding. Toch, Mijnheer de Voorzitter, hebben wij in ons schrijven niet gerept over 't schaden van gemeente belangen. Is na de aanwijzing in 't College zelf daaromtrent eenigen twijfel gerezen, dan ware dat een argument meer voor ons schrijven. Doch inderdaad, wat anders zou ons hebben kunnen bewegen ons schrijven tot Uw College te richten, dan die vrees; U dacht toch niet, dat wij daarvoor andere, minderwaardige motieven hadden We hopen althans, dat het College van Burgemeester en Wethouders of zijne meerderheid ons voor voller aanziet. Alleen zouden wij kunnen verschillen over de vraag Wat verstaan we alzoo onder „gemeentebelangen Toch niet enkel materiëele belangen Die toch zou een rechtvaardig Mahomedaan of ongeloovige evengoed kunnen behartigen, nietwaar, Mijnheer de Voorzitter? Doch wij meenen, dat er ook nog cul- tureele, idiëele, godsdienstige belangen te behartigen zijn in onze gemeente bovendien kunnen in eene gemeenschap ook nog eerbiedwaardige wenschen leven bij eene meerder heid der bevolking of bij eene raadsmeerderheid, waarnaar het goed is te luisteren en billijk hieraan tegemoet te komen. En juist hiermede is o.i., Mijnheer de Voorzitter, zooals ook blijkt uit de motiveering van ons schrijven, geen reke ning gehouden. En daarover hebben wij geen afkeuring

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1923 | | pagina 630