3 DECEMBER 1923.
633
onverkwikkelijk onderwerp, doch 't is blijkbaar de bedoeling
geweest van 't College van Burgemeester en Wethouders of
zijn meerderheid deze bespreking in den Raad uit te lokken.
We hebben dit ongaarne gedaan, doch heelemaal niet ge
schroomd en nu de Raad door deze bespreking heeft gehoord,
wat ons heeft bewogen tot ons schrijven aan 't College van
Burgemeester en Wethouders, stellen wij er prijs op 't oor
deel van den Raad over deze kwestie uit te lokken en 'k heb
daarom de eer namens de R.K. Raadsfractie de volgende
motie in te dienen
„De Raad der gemeente Breda, in vergadering bijeen op
„den 3'n December 1923, gehoord de motieven, welke de
„R.K. Raadsfractie hebben geleid tot haar schrijven aan 't
„College van Burgemeester en Wethouders naar aanleiding
„van de aanwijzing van den heer F eber tot loco-burgemeester,
„betreurt het met de leden van genoemde fractie, dat Burge
meester en Wethouders gemeend hebben bij deze aanwijzing
„geen rekening te moeten houden met de omstandigheid,
„dat 't overgroot deel der bevolking van Breda en de meer
derheid van den Raad dezer gemeente Katholiek is en in
„plaats van een der Katholieke wethouders tot plaatsver-
.vangend-burgemeester hebben aangewezen den heer F e b e r.
„die niet tot een Katholieke partij behoort en bovendien een
„klein aantal kiezers achter zich heeft.
„De Raad spreekt daarbij den wensch uit, dat deze aan
wijzing niet bestendigd blijft en gaat over tot de orde van
„den dag".
De VOORZITTER zegt, over dit „onverkwikkelijk onder
werp" wel iets in het midden te willen brengen. Spr. zal dit
echter thans niet doen en daarmede wachten tot de mede-
deelingen van den heer VanLuijtelaar voor hem liggen.