2i FEBRUARI 1923.
63
voorloopig geen vrijheid kon vinden, voornoemd besluit goed
te keuren.
Het adresseerend bestuur wil nu opnieuw een poging
wagen, ten einde in volgende jaren voor rijkssteun in aan
merking te kunnen komen.
Zooals wij U het vorig jaar in ons prae-advies reeds mede
deelden, voldoet deze school, wat de localiteiten betreft, in
alle opzichten aan redelijke eischen; er zijn een voldoend
aantal bevoegde leerkrachten aan verbonden en het aantal
leerlingen is van dien aard, dat het voortbestaan der school
als verzekerd kan worden beschouwd.
Naar onze meening bestaat er dus geen enkele aanleiding,
om op het ten vorigen jare genomen besluit terug te komen,
zoodat wij U in overweging geven, opnieuw de noodzake
lijkheid van bedoelde huishoudschool met daaraan verbonden
opleidingsschool van leeraressen bij het huishoudonderwijs te
willen uitspreken".
Mevrouw NEVE-REINTJES vraagt, of het hier een be
staande of een nog op te richten school betreft.
De VOORZITTER antwoordt, dat de school reeds bestaat
en gevestigd is aan de Nieuwstraat.
De heer KORTEWEG wijst er op, dat er hier op het
oogenblik twee gesubsidieerde huishoudscholen zijn, hoewel
de Raad verleden jaar de noodzakelijkheid van drie zoo
danige scholen heeft uitgesproken. Spr. vindt het vreemd,
dat, terwijl de gemeente het recht heeft die noodzakelijkheid
uit te spreken, de Minister het niet noodig acht. Hij zegt
voorts het te betreuren, dat de Protestanten op die manier
van dit onderwijs uitgesloten worden, want, mocht men van
die zijde eens een dergelijke school willen oprichten, dan
krijgt die geen subsidie van de gemeente en dan ook geen
rijkssubsidie.
De VOORZITTER zegt, dat de Protestanten op de andere
huishoudscholen niet geweerd worden.