640
II DECEMBER 1923.
WEN, TH. P. ELICH, W. J. H. FEBER en F. P. J. A.
APPELBOOM.
Voorzitter de heer Mr. Dr. W. G. A. VAN SONSBEECK,
burgemeester.
Secretaris de heer H. H. JONKERGOUW.
De VOORZITTER opent de vergadering en geeft in
overweging, de vaststelling van de notulen van het verhan
delde in de vergadering van 3 December j.l. tot een volgende
vergadering aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
De heer VAN LUIJTELAAR zou liefst vóór de behande
ling der agenda in de gelegenheid worden gesteld een ver
klaring af te leggen.
De VOORZITTER staat zulks toe,
De heer VAN LUIJTELAAR zegt daarop het volgende
Mijnheer de Voorzitter,
Naar aanleiding van het voorgevallene bij de door mij in
de vorige raadszitting gehouden interpellatie, stel ik er prijs
op te verklaren, dat ik aangezien mij door mijne fractie
uitdrukkelijk opdracht was verstrekt om deze interpellatie
dien dag te houden, bij welke opdracht niet is kunnen
worden voorzien, het door U gedaan verzoek om uitstel
gemeend heb mij niet aan die strikte opdracht te mogen
onttrekken.
Het schrijven van Uw College om nadere toelichting,
heeft in onze fractie een onderwerp van nadere bespreking
uitgemaakt en als gevolg daarvan zou ik gaarne van Uw
College willen vernemen, of het zich er mee vereenigen kan,
dat de beantwoording der vragen geschiede bij de schrifte
lijke behandeling der begrooting.