644
ii DECEMBER 1923.
De VOORZITTER deelt mede, dat hij zich reeds in be
trekking heeft gesteld met een der voorstellers, daar het
ook hem voorkwam, dat deze zaak beter bij de begrooting
kon worden behandeld. Van die zijde wordt evenwel prijs
gesteld op een geheel afzonderlijke behandeling.
De heer ZIJLMANS dringt op een spoedig, schriftelijk
prae-advies aan, opdat men de zaak dan nog behoorlijk
kan overdenken.
De VOORZITTER belooft, dat spoed zal worden betracht.
Daarop wordt besloten, het voorstel in handen
van Burgemeester en Wethouders te stellen om
prae advies.
8. Voorstel van de raadsleden Z ij 1 m a n s, K o r t e w e g
cn Van S a s s e van Y s s e 11, om tot Gedeputeerde
Staten het verzoek te richten het presentie-geld van de
raadsleden met ingang van 1 Januari 1924 te bepalen op
f 5,per lid en per vergadering.
De VOORZITTER zegt, dat hetgeen hij bij het vorige
punt heeft opgemerkt, ook geldt voor dit voorstel.
De heer KORTEWEG vraagt, of dit voorstel niet behan
deld kan worden vóór het voorgaande, aangezien de Raad
als hoogste College in de gemeente in deze behoort voor
te gaan.
De VOORZITTER antwoordt, dat daartegen geen bezwaar
bestaat, ook niet als het bij de begrooting wordt behandeld.
De heer CERUTTI wijst op de afwijking van de gewoonte,
om dergelijke voorstellen gelijktijdig met de begrooting te
behandelen, en vreest, dat, als deze wijze van handelen ook
bij de overige raadsleden ingang mocht vinden, men dan
weldra begraven zou worden onder de prae-advïezen. Hij
geeft daarom in overweging, deze voorstellen bij de begroo
ting te behandelen.