64s li DECEMBER 1923. „Ter vaststelling van genoemde verplichte bijdragen moge „onderstaand overzicht dienen. „Het totaal van de pensioensgrondslagen van alle personeel „in gemeentedienst bedraagt rond f 1,000,000,waarvan „voor de „Gasfabriek f 204000, „Waterleiding 33000, „Electriciteitsbedrijf 33000, „Trambedrijf 24000, „Warenkeuringsdienst 27000, „Vleeschkeuringsdienst 13000,f 334000, „zoodat voor den algemeenen dienst blijft f 666000, „De uitgaven van het pensioenfonds over het jaar 1923 „zullen bedragen (in ronde cijfers) aTe weinig bijgedragen in 1922 f 4000, „b. bijdrage artt. 35 en 36 Pensioenwet 1922 120000, cbijdrage ingevolge art. 1 35 Pensioenwet 1922 2800, „d. bijdrage ingevolge artt. 63 enÓ4Pens. wet 1913 1200, „e. bijdrage ingevolge art. 68 Pensioenwet 1913 30000, Voor 1 Oct. 1913 verleende pensioenen 8000, „g. Na 1 Oct. 1913 verleende aanvullingspensioenen 1000, „h. Verhooging van pensioen (Rb. 21 Dec. 1920) 10000, Totaal f 177000, „De sub b genoemde bijdrage betreft de jaarlijks terug- „keerende storting van iS1^ 0/o in het Burgerlijk Pensioen fonds, die sub c den inkoop van tijdelijken dienst vóór 1 „Juli 1922, terwijl die sub d en e gegrond zijn op de met „ingang van 1 Juli 1922 vervallen Pensioenwet 1913. „Sub d is eene storting voor den inkoop van vasten dienst „vóór 1 October 1913, terwijl sub e moet worden gestort „als bijdrage in de pensioenen van voor deze gemeente „gepensionneerde ambtenaren, die op 1 October 1913 reeds „in dienst der gemeente waren. „Sub f zijn oude, vóór de inwerkingtreding der Pensioen- „wet 1913 verleende pensioenen, terwijl sub g verhoogingen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1923 | | pagina 648