ft DECEMBER 1925. teruggeschrokken voor de iets grootere uitgaaf aan het maken van een dergelijke bestrating verbonden. Het lijkt spr. toe, dat de vrijkomende keien heel goed gebruikt kunnen worden voor verbetering der bestratingen van de Fellenoordstraat en den Nijverheidssingel. Ten slotte zegt spr. van meening te zijn, dat men hier toch wel eens met zijn tijd mag mede gaan en het Stationsplein en de Willemstraat een moderner aanzien geven een vreemdeling, die onze stad van die zijde binnentreedt moet wel denken, dat de keien, welke daar liggen, nog dateeren uit Napoleons tijd. De heer KORTEWEG wijst op het feit, dat reeds sedert tal van jaren is aangedrongen op verbetering der bestratingen van de Fellenoordstraat en den Nijverheidssingel. Thans blijkt, dat zulks meer dan noodig is. Zich op het standpunt stellende, dat vóór het nemen van een maatregel dient te worden overwogen, of deze noodzakelijk, nuttig en wenschelijk is, meent spr. te mogen concludeeren, dat de voorgestelde maatregel aan deze drie eischen voldoetimmers, het is noodzakelijk, dat die wegen goed bestraat worden, van de vrijkomende keien kan men een nuttig gebruik maken en wat de wenschelijkheid van een bestrating met asphalt-blocs betreft, deze is door den heer Kluft reeds voldoende aan getoond. Spr. zal dan ook voor het voorstel van Burgemeester en Wethouders stemmen. De heer MEIJVIS is het eens met de woorden van den heer Kluft. In een stad als Breda, welke veel vreemde lingen trekt, mag men wel een moderne bestrating hebben. Spr. acht de meerdere uitgaaf, daaraan verbonden, dan ook in overeenstemming met het belang van Breda. Tegenover de bewering van den heer Z ij 1 m a n s, dat de deugdelijk heid van asphalt-blokken niet opweegt tegen goede keien, stelt spr. het feit, dat de kosten van onderhoud dezer asphalt- bestrating gedurende de eerste 10 jaren door den leverancier gewaarborgd worden. Spr. besluit met op te merken, dat men het er al sedert lang over eens was, dat de bestrating

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1923 | | pagina 655