ti DECEMBER 1923. 667 „het bij de begrooting geraamde bedrag. Om derhalve in „alle mogelijkheden te voorzien, is de omschrijving ruim „genomen. „Zoo gaf ons College indertijd bij het betreffende voorstel „als bedoeling aan, dat het „den tijd gekomen (achtte) om „een gedeelte der winst te reserveeren zonder daaraan toe „te voegen eene omschrijving van de bestemming der reserve, „zoodat over deze fondsen naar omstandigheid (zou kunnen) „worden beschikt". „In dit opzicht biedt deze aangelegenheid derhalve geen „moeilijkheden de reserve kan naar goeddunken worden aangewend „Deze reserve bedroeg volgens de laatste balans f 160081,19, „waarvan f 156092,49 in effecten is belegd. Indertijd is een „deel van het koersverlies dezer effecten afgeboekt, terwijl „daarentegen de gekweekte rente bij de reserve werd gevoegd. „Zoo werd b.v. in 1922 te dezer zake f 8498,bijge schreven. Zonder dat dit op dit oogenblik met cijfers kan „worden aangetoond, kan toch wel als vaststaande worden „aangenomen, dat de koersverliezen ruimschoots uit de „gekweekte rente zijn gedekt geworden. „Uit de globale berekening tegen de koersen van den „dag blijkt verder, dat de waarde der belegging, welke „volgens de laatste balans f 156092,49 was, thans een klein „bedrag hooger is, n.l. f 156517,50. Ook op dit punt is „tegen de realisatie op dit oogenblik geen bezwaar te maken. „De reserve is van de bedrijfsmiddelen afzonderlijk gehouden, „zoodat aanwending op de kasmiddelen van het bedrijf „geen invloed heeft. „Ten slotte brengt de reserve aan rente thans op f 8498, „of 5,43 °/0 het zal wel niet mogelijk zijn eene pari-leening „te sluiten tegen dezen rentekoers, zoodat het eenig voor- „deel zal opleveren de reserve thans aan te wenden tot „gedeeltelijke dekking der ombouwkosten. „Bij de te-gelde-making der reserve moet men echter „rekening houden met het feit, dat zij niet uitsluitend, als

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1923 | | pagina 667