668 11 DECEMBER 1923. „bouwfonds is bedoeld, doch ook als aanvulling van even- „tueele tegenvallers op de bedrijfsbegrooting. Blijft in eenig „jaar de winst beneden het bij de begrooting geraamde „bedrag, dan kan, zoo behoefte bestaat aan de volledige „geraamde winst, het tekort uit de reserve worden aangevuld. „Aangezien de ombouw der fabriek den schuldenlast aanzien- „lijk heeft verzwaard en op het kapitaal der oude zoowel „als der nieuwe fabriek behoort te worden afgeschreven, „zal de rentabiliteit van het gasbedrijf vermoedelijk de eerste „jaren niet verbeterd zijn. De mogelijkheid is dus groot, „dat op de geraamde uitkeeringen niet zal zijn te rekenen. „Bovendien zal de gelegenheid eene nieuwe reserve te „vormen niet groot zijn. Om deze reden is het wenschelijk „de reserve niet geheel uit te putten. „Houdt men voor dit doel een gedeelte in stand, bijv. „f 50000,of desgewenscht nog iets minder, dan kan het „overige gedeelte voor het bouwfonds worden aangewend. „Wanneer men de laatste balans voor zich neemt, ziet men „de volgende activa, welke waarschijnlijk geheel worden „geamoveerd „Fabrieksgebouwen f 83.662,42 „Zuiverkisten f 24.437,50 „Ovens f 1, Totaal f 108.100,92 „Het zou goed zijn dit bedrag op de reserve af te schrij- „ven en de gelden, uit de realisatie der belegging vrij „komende, tot gelijk bedrag op het te leenen bedrag in „mindering te brengen. Een dergelijke gedragslijn zou „logisch zijn immers het aanwenden der reserve moet „gepaard gaan met eene buitengewone afschrijving op de „activa der fabriek. „Het bedrag van evengenoemde drie actiefposten zal niet „geheel verloren gaan, doch bovendien zal op machines „en toestellen en fabrieksleidingen mogelijk nog wel iets „af te schrijven zijn, zoodat men met een bedrag van

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1923 | | pagina 668