672 ti DECEMBER 1923. De heer PELSTER vindt het denkbeeld van den heer C e r u 11 i ook nogal aardig. Spr. zou echter eerst eens willen nagaan, of aan de verwezenlijking daarvan geen moeilijkheden verbonden zijn en geeft mitsdien in overweging, de behandeling van het voorstel nogmaals aan te houden. De heer SPEIJART VAN WOERDEN merkt op, dat de motiveering van dit prae-advies wel wat beknopt is. Er is o.a. absoluut niet in te vinden, hoe groot het te verhuren stuk grond is. In de tweede plaats wordt dit voorstel inge diend enkele dagen vóór dat de publieke verhuring plaats heeft. Spr. had beter gevonden, dat men eerst den uitslag daarvan had afgewachtmen had dan daaruit kunnen aflei den, hoe groot de indirecte subsidie aan de Vereeniging „Bredasche Volkstuintjes" zou zijn. Spr. zou omtrent het een en ander gaarne inlichtingen bekomen. De heer MEIJVIS gelooft, dat het denkbeeld van den heer C e r u 11 i zeer moeilijk uitvoerbaar zal zijn. Ook is spr. van meening, dat de pachter zelf weinig prijs zal stellen op een dergelijke oplossing. Alles bij elkaar genomen acht spr. aanhouding van dit punt bezwaarlijk voor de belangen van de Vereeniging Bredasche Volkstuintjes" en den pachter. Hij dringt er derhalve op aan, de zaak heden af te doen. De VOORZITTER merkt den heer M e ij v i s op, dat uit de gedragingen van den pachter blijkt, dat deze wèl op de bepleite oplossing gesteld is. Spr. meent, dat er geen be zwaar bestaat om deze zaak nog tot een volgende vergade ring aan te houden. Den heer KORTEWEG verheugt het, dat Burgemeester en Wethouders de zaak nogmaals onder de oogen willen zien. Daarop wordt besloten de verdere behandeling van dit punt tot een volgende vergadering aan te houden.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1923 | | pagina 672