ii DECEMBER 1923.
6; 7
„aan te geven betreffende het vraagstuk van het autobussen-
„en tramverkeer. De omstandigheid dat deze proef het
„bedrijf wel niet zal bezwaren, maakt haar te meer aanbe
velenswaardig. De ondervinding er mede op te doen, zal
„de beslissing omtrent de denkbeelden, o.rn. door den heer
„H a a 1 m a n geuit, vergemakkelijken".
De VOORZITTER stelt voorop, dat dit voorstel geheel
afgescheiden moet worden beschouwd van het voorstel-
H a a 1 m a n en dat het ook op een eventueel voorstel van
Burgemeester en Wethouders, tot oplossing van de verkeers-
kwestie, niet vooruitloopt.
De heer HORNIX vindt een uitgaaf van f 3500 toch
nogal bezwaarlijk voor het Trambedrijf. Spr. is niet erg
hoopvol gestemd met betrekking tot deze proefneming,
doch hij zou nog over zijn bezwaren heen kunnen stappen,
indien men zich voor dezen ombouw niet wendde tot een
tweedehandsch adres. Want, met allo waardeering voor de
Zuider Stoomtramweg-Maatschappij een machinefabriek
is zij niet. En men gaat toch ook niet naar een slager om
een fiets te koopen.
De heer ZIJLMANS zegt het volgende
Mijnheer de Voorzitter.
Aanvankelijk was ik geen voorstander om een proef te
nemen met het ombouwen van een der wagens. Na deze
aangelegenheid met deskundigen te hebben besproken en
door hen op de meest bereidwillige en zakelijke wijze te zijn
voorgelicht, ben ik van meening veranderd en alhoewel ik
niet geheel overtuigd ben-, dat deze proef in alle opzichten
zal slagen, wfl ik mijn stem aan het voorstel geven, over
tuigd als ik ben, dat wij hierdoor medewerken, te probeeren
wat er van dit bedrijf, waarin reeds heel wat kapitaal zit,
nog te maken is.
In het voorstel is sprake van het maken van een lus of