ii DECEMBER 1923. tramverbinding met Princenhage. Het is nu reeds 21 maan den geleden, dat de Zuid-Nederlandsche Stoomtramwegmaat schappij zich bereid heeft verklaard tot exploitatie van een paardentramverbinding vanaf de Groote Markt in de richting van Princenhageen nog is er niets gebeurd. De autobussen hebben, volgens spr., Burgemeester en Wethouders uit den dut geschud. Men mag ze daarvoor dankbaar zijn zij be vorderen het snelvervoer en de waakzaamheid van Burge meester en Wethouders op dit gebied. De VOORZITTER zegt, dat Burgemeester en Wethouders dat ontwakingsmiddel niet noodig hebben. De tariefsherzie ning was zonder het bestaan der auto-bussen niet noodig geweest en het trambedrijf zou dan vermoedelijk winst hebben opgeleverd. Men behoeft ze dus te dien opzichte niet dankbaar te zijn en al evenmin voor deze proefneming. De tractie is steeds onder de oogen geziende notulen der tramcommissie zouden dit kunnen aantoonen. De proef met motor-tractie ging vooraf aan de verschijning van auto bussen. De heer APPELBOOM vraagt, of het aanbrengen van de draaischijf niet zou kunnen worden ondervangen door ge bruik te maken van een gedeelte van de lijn, welke nog in de Spoorstraat ligt. De VOORZITTER antwoordt, dat zulks een uitbreiding van het tramnet zou beteekenen. Spr. acht het niet raad zaam daar op het oogenblik toe over te gaan het kan pas worden overwogen, wanneer het nieuwe systeem blijk geeft levensvatbaarheid te bezitten. Zonder verdere bedenkingen wordt alsnu over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wet houders besloten. 24. Mededeeling van een naar aanleiding van de op 4 December j.l. gehouden interpellatie-rede van het raadslid

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1923 | | pagina 681