68a ii DECEMBER 1923. J. II. A. van L u ij t e 1 a a r door Burgemeester en Wet houders aan dat lid gericht schrijven, vergezeld van een aan Burgemeester en Wethouders gerichte missive van den Bur gemeester, respectievelijk luidende als volgt „Kennis genomen hebbende van de in afschrift hierbij- „gaande missive van den Voorzitter van ons College „d.d. 7 December j.L, hebben wij de eer U uit te noodigen, „ons schriftelijk mededeeling te doen van de motieven, welke „tot steun zouden strekken van de door U in de raadsver gadering van 3 December j.l. voorgedragen motie, ook van „de stellingen 1°. dat bij de vervulling van het loco-bur- „gemeesterschap politieke^of religieuze kleur van bevolking „en raadsmeerderbeid richtsnoer moet zijn, 2°. dat door de „benoeming van den heer F e b e r in strijd is gehandeld „met de „cultureele, ideëele, godsdienstige belangen" en „eerbiedwaardige wenschen, levend bij de meerderheid der „bevolking of bij de raadsmeerderheid". „Wij meenen, dat zulks onmisbaar is voor eene doeltref fende behandeling van de onderwerpelijke aangelegenheid." „Naar aanleiding van de rede van den heer Van L u ij- fel a a r in de raadsvergadering van 3 December j.L, ge- houden in verband met de aanwijzing van den plaatsver- „vangenden burgemeester, veroorloof ik mij het volgende aan „de aandacht van het College van Burgemeester en Wet- houders te onderwerpen. „Wij verzochten in die vergadering deze niet-urgente aan gelegenheid bij de begrooting te behandelen, waardoor de „schriftelijke gedachtenwisseling tot vereenvoudiging en klaar- „heid zoude leiden en eene wellicht dubbele behandeling van „gelijke of onderling verband houdende onderwerpen zoude „worden voorkomen. Indien iets de juistheid van dit verzoek „heeft bewezen, dan deed zulks de uitvoerige rede van den „heer Van L u ij t e 1 a a r. Bij de schriftelijke behandeling „der begrooting zouden, hetgeen in die rede niet is geschied, „de desbetreffende vragen scherp moeten zijn gesteld en bij-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1923 | | pagina 682