684 ti DECEMBER 192*3. „tot ons gerichte verwijt op publiciteit recht had. Deze „moest toch vroeger of later plaats hebben. „De ruim toegemeten aandacht aan dit antwoord in des „heeren Van Luijtelaars rede kan misschien eenige „voldoening geven, op dit zijpad zullen wij hem echter niet „volgen. „De zaak waarom het gaat is samen te vatten in de stel ling, dat Burgemeester en Wethouders het algemeen belang „niet hebben gediend door de aanwijzing van den Wethou- „der F e b e r als plaatsvervangend-burgemeester. „Verzamelt men wat èn de brief van de R. K. fractie van „7 October èn de rede van den heer Van Luijtelaar „ten deze inhouden, dan komt men niet verder dan tot deze „opmerkingen zijnerzijds „ie. afkeuring van onze handelwijze, omdat de bevolking „van Breda „voor een zoo overwegend gedeelte uit „Katholieken bestaat en bovendien de Raad eene „Katholieke meerderheid heeft" ,,2e. afkeuring wijl bij het besluit van Burgemeester en „Wethouders geen rekening is gehouden met „cultu- „reele, ideëele, godsdienstige belangen" en „eerbied waardige wenschen, levend bij eene meerderheid der „bevolking of bij de raadsmeerderheid" „3e. afkeuring omdat de heer F e b e r „een zeer klein „aantal kiezers achter zich heeft". „In het midden latend wat onder een „zeer klein aantal „kiezers" is te verstaan, zij ten aanzien van dit derde punt „opgemerkt, dat m.i. elk raadslid met gelijke aanspraken deel „uitmaakt van den Raad evenals een wethouder gelijkheid „van aanspraken en positie heeft of hij met veel of weinig, „met eenige stemmen meer of minder is gekozen. Zoude „men het aantal stemmen, dat op den zetel brengt, gaan „tellen om er de beteekenis van de positie naar af te meten, „dan zoude men van zelf komen tot beschouwingen omtrent „de redenen, welke het aantal groot of klein doen zijn en „men zou zich gaan verliezen in bespiegelingen omtrent de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1923 | | pagina 684