686 ii DECEMBER 1923. „de Gemeentewet vóór de wijziging, welke de benoeming „onzerzijds noodig maakte, voor het loco-burgemeesterschap „vaste, met geen politieke of religieuze verlangens rekening „houdende aanwijzigingen gaf en dat aan de wetswijziging „van 5 Juli 1920 (St.bl. 331) nimmer de strekking is toe gekend, welke de heer Van L u ij t e 1 a a r daarin schijnt „te lezen. Het desbetreffend voorstel van wetswijziging van „de Staatscommissie tot herziening van de Gemeentewet, „waarvan ondergeteekende de eer had lid te zijn, werd door „de Regeering overgenomen. Noch in die commissie, noch „bij de Regeering, noch in de Staten-Generaal hebben bij „die wijziging motieven gegolden, die aan de zienswijze van „den interpellant ten goede zoude kunnen komen. De lezing „van de desbetreffende stukken en beraadslagingen kan den „interpellant daarvan overtuigen. Dat- het ook algemeen „aldus wordt ingezien, blijkt uit de houding vafl de gemeen- „teraden of liever nog uit de vrijwel algeheele onthouding „van hun bemoeiingen ten deze. „Ook in het licht van deze beschouwing ligt het voor de „hand, dat, naar het inzicht van de meerderheid van het „College, er geen enkele aanleiding was, bedoelden post, „waarvan de beteekenis aan den interpellant niet juist voor „oogen schijnt te staan, niet aan den heer Feber toe te „vertrouwen. Dit na te laten, ware een passeeren geweest, „dat, naar moet worden verondersteld, op geen instemming „mocht rekenen". De VOORZITTER stelt voor, deze nota voor kennisgeving aan te nemen. Daartoe wordt besloten. Rondvraag. Den heer KLUFT is ter oore gekomen, dat de subsidie aanvraag van een vereeniging tot bestrijding der tuberculose zou zijn geweigerd. Spr. verzoekt Burgemeester en Wethou-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1923 | | pagina 686