yoo 28 DECEMBER 1923. „op i Juli 1925 (tijdstip, waarop de titularis 7 dienst baren telt en derhalve volgens de thans bestaande „pensioenwetgeving aanspraak zal kunnen maken op „pensioen) „A aan belanghebbende, te rekenen van 1 Januari 1924 „tot het tijdstip, waarop zijn ontslag ingaat, een wacht- „geld toe te kennen gelijk staande aan het bedrag „zijner wedde met inbegrip van kindertoeslag en even- „tueele periodieke verhoogingen, waarop hij bij werke- „lijken dienst krachtens verordening aanspraak kan „maken „c. aan dit wachtgeld de voorwaarde te verbinden, dat „hij gehouden is gedurende den tijd, dat het wacht- „geld wordt genoten, voor de gemeente werkzaam heden te verrichten, welke hem in verband met zijne „persoonlijkheid en omstandigheden redelijkerwijze „kunnen worden opgedragen, met bepaling, dat de „inkomsten met inbegrip van kindertoeslag, welke hij „als zoodanig uit eene gemeentelijke betrekking geniet, „in mindering zullen strekken van het toegekende „wachtgeld". De heer SPEYART VAN WOERDEN vraagt, welke be palingen den Raad binden bij het vaststellen van deze wachtgeldregeling. De VOORZITTER wijst er op, dat deze man sedert 5 jaren aan de Bank van Leening verbonden is. Als hij 7 dienstjaren heeft, komt hij in aanmerking voor pensioen. Burgemeester en Wethouders vinden het daarom billijk, tegenover dezen ambtenaar, zoo te handelen als in hun voorstel is aangegeven. Inmiddels is de functie van portier bij de Gasfabriek opengevallen, waartoe Burgemeester en Wethouders den heer Haast hebben aangewezen. Deze zal nu het overschot van zijn wedde als secretaris-schatter tot 1 Juli 1925 wegens wachtgeld ontvangen. Spr. legt er den nadruk op, dat deze regeling geheel op zich zelf staat

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1923 | | pagina 700