28 DECEMBER 1923. zij is niet bindend en hangt niet samen met andere rege lingen op dit gebied. Den heer SPEYART VAN WOERDEN komt het voor, dat de voorgestelde regeling eenigermate vrijgevig is, wan neer men haar vergelijkt met andere wachtgeldregelingen. In December 1922 werd aan dezen functionaris eervol ontslag verleend wegens opheffing zijner betrekking, terwijl hem in Januari 1923 voor den tijd van 3 maanden een wachtgeld werd toegekend ten bedrage van zijn volle wedde. Deze wachtgeldregeling werd in Mei j.l. tot 1 Januari a.s. verlengd en nu wordt voorgesteld haar nog te continueeren tot 1 Juli 1925. Dit komt hierop neer, dat deze ambtenaar gedurende 21/2 jaar vol salaris zal genieten voor een functie, welke niet meer bestaat. Bovendien ontvangt hij nog kin dertoeslag plus eventueele periodieke verhoogingen en krijgt daarna uitzicht op pensioen, waarop hij geen recht heeft, doch dat voor hem gecreëerd wordt. Spr. haalt in dit ver band andere wachtgeldregelingen aan, o.a. voor de gemeente werklieden waarbij geen periodieke verhoogingen worden toegekend en voor de burgerlijke rijksambtenaren deze wijken belangrijk af van de thans voorgestelde regeling. De heer Haast heeft reeds een jaar lang vol salaris geno ten. Hij is nu portier bij de Gasfabriek op een loon van ruim f 26 per week. Werd nu dezelfde regeling in acht genomen als bij het Werklieden-reglement is vastgesteld, dan zou de heer Haast tot 1 Juli 1925 70% van zijn wedde genieten, hetgeen ook f 26 per week zou bedragen. Spr. vraagt zich dan ook af. wat er tegen is om dezen man eenvoudig te benoemen tot portier bij de Gasfabriek dit zou voordeeliger voor de gemeente zijn. De VOORZITTER zegt, dat de heer Speyart van Woerden het zóó voorstelt, alsof een dergelijke oplossing voordeeliger voor de gemeente zou zijn. Daar staat echter tegenover, dat het Gasbedrijf uit een commercieel oogpunt bezwaar maakt tegen een aanstelling tot portier boven het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1923 | | pagina 701