7°4 28 DECEMBER 1923. Haast niet alleen minder salaris krijgen, doch later ook minder pensioen. Men moet hierbij echter wel in het oog houden, dat het niet de schuld van den heer Haast is geweest, dat de Ilank van Leening opgeheven is geworden. Kende men den heer Haast als portier een salaris van f 1950,toe, dan zou men daar later (bij aanstelling van een nieuwen portier) weer mede inzitten. De heer CERUTTI wijst er op, dat de Voorzitter de pensioenregeling niet juist heeft toegelichtde pensioen grondslag van den heer Haast blijft bij aanstelling tot portier dezelfde. Rest dus alleen het groote bezwaar, dat hij dan teruggaat in traktement. Wat kan er echter tegen zijn om dezen man, die de dupe is geworden van de opheffing van een gemeentelijk bedrijf, zoolang hij nog niet pensioen gerechtigd is, het traktement te verzekeren, dat hij als secre taris-schatter genoot? Immers, een burgemeester van een geannexeerde gemeente geniet als hij geen andere be trekking vindt wel 10 jaren lang zijn volle wedde, De heer APPELBOOM is van meening, dat de Raad door de voorgestelde regeling te aanvaarden een gevaarlijk prece dent zou scheppen, daar zulks neer zou komen op het in dienst houden van een ambtenaar, wiens functie is opge heven zij het dan in andere dienstbetrekking met behoud van zijn oude traktement. Ook spr. wijst er op, dat de pensioengrondslag steeds dezelfde blijft; hij wordt nooit verminderd bij achteruitgang in salaris. Dit geldt voor de rijks ambtenaren en spr. gelooft, dat dit voor de gemeente-amb tenaren ook wel zoo zal zijn. Ten slotte brengt spr. naar voren, dat de heer Haast thans meer salaris zou krijgen als portier dan bij een wachtgeld van 70 °/0 van zijn wedde als secretaris-schatter. De heer SCHRAUWEN zegt, dat er ten opzichte van de voorgestelde regeling geen sprake kan zijn van bevoordeeling van den heer Haast. De pensioengrondslag wordt berekend

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1923 | | pagina 704