28 DECEMBER 1923. 709 „Deze verhuring geschiedt alsdan voor den tijd van twee „jaren, ingaande 1 Januari 1924 en verder van jaar tot „jaar, zulks onder door ons te stellen voorwaarden. „In verband met vorenstaande hebben wij dan ook de eer „U voor te stellen conform te besluiten". Den heer CERUTTI verheugt het, dat Burgemeester en Wethouders in deze gevolg hebben gegeven aan den wensch van eenige raadsleden. Voorts zegt spr., dat volkstuintjes zooals de naam reeds aanduidt er zijn voor het volk. Het is echter meermalen voorgekomen, dat enkele van die tuintjes verhuurd werden aan menschen, die geenszins tot de volksklasse behoorden en in zeer goeden doen verkeer den. Spr. dringt er derhalve op aan, goed toe te zien aan wie die tuintjes verhuurd wordenmen zou een limiet kunnen stellen, b.v. niet aan personen met een inkomen boven f 1600, De VOORZITTER gelooft, dat het zeer moeilijk zou zijn deze controle over de inkomsten van diverse menschen uit te oefenen Burgemeester en Wethouders kunnen die ver antwoordelijkheid dan ook niet op zich nemen. Het lijkt spr. het beste toe, hier het vertrouwen uit te spreken in de Vereeniging „Bredasche Volkstuintjes", dat zij de tuintjes zal verhuren aan menschen, die daarvoor uit den aard van de zaak in aanmerking komen. De heer CERUTTI merkt op, dat men te dien aanzien een bepaling in de huurvoorwaarden zou kunnen opnemen. De VOORZITTER: Als men de contróle bezwaarlijk acht, dan moet men te dien opzichte ook geen voorwaarde stellen. De heer MEIJVIS is door dit nader voorstel van Burge meester en Wethouders niet bevredigd. Het beteekent voor de Vereeniging „Bredasche Volkstuintjes", dat hare leden niet geriefd kunnen worden met voldoenden grond om te tuinieren. Het is dan ook noodzakelijk, dat die Vereeniging

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1923 | | pagina 709