714 28 DECEMBER 1923. De VOORZITTER merkt op, dat men de meeningen van de individueele leden van het college niet behoort uit te rafelen. De heer MEIJVIS vindt het feit, dat misschien enkele menschen in Januari vacantie nemen, geen reden om in deze zoo bijzonder haastig te werk te gaan. In Tilburg waar de loonen hooger zijn, bestaat de vacantietoeslag nog. Spr, haalt in dit verband de woorden aan, door Wethouder Moll in de vergadering van 29 Januari j.l. gesproken om zijn houding tegen de afschaffing van den vacantietoeslag te motiveeren, woorden, waarmede spr. zich volkomen kan vereenigen. Spr. is dan ook tegen dit voorstel en protesteert tegen de wijze van behandeling, alsmede tegen het feit, dat de bezuiniging bij de kleinsten begonnen wordt. Het valt spr. van den heer B o g m a n s tegen, dat deze zich bij dit voorstel schijnt neer te leggen. De heer HAALMAN betuigt zijn instemming met hetgeen de heer M e ij v i s in eerste instantie heeft gezegd, n.l. dat deze aangelegenheid gevoeglijk bij de begrooting zou kunnen worden behandeld, te meer, waar dit ook is besloten ten aanzien van de voorstellen tot vermindering van het presentie-geld der raadsleden en de jaarwedden der Wet houders. Spr. gelooft, dat het consequent zou zijn, ook dit voorstel een punt van bespreking bij de begrootingsdebatten te doen uitmaken. Ook is spr. het met den heer M e ij v i s eens, dat er voor groote haast ten deze geen reden bestaat. En nu wat de zaak zelf betreft. Inderdaad is reeds in het begin van dit jaar een zelfde voorstel ingediend en nu dit voorstel thans weer voor ons ligt, kan men constateeren, welke grooté fout er indertijd is Tegaan door die leden, die den vacantietoeslag hebben vastgekoppeld aan de kwestie van de Heiligendagen. Nu maken Burgemeester en Wet houders van de handhaving dier feestdagen gebruik om nogmaals met dit voorstel te komen, er op speculeerende,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1923 | | pagina 714