yi6 28 DECEMBER 1923. dezelfde heeren, die thans zoo fel hiertegen op komen, daar niet op gewezen zij hebben toen gezwegen. Men verkeerde destijds in de veronderstelling, dat die feestdagen waren afgeschaft. De zaak is echter anders geloopen. Spr. zal consequent zijn en voor dit voorstel stemmen. De heer MOLL acht het niet noodig zijn in het College geuite meening hier naar voren te brengen. Het toekennen van vacantietoeslag aan het personeel is voor spr. altijd een ideaal geweest. Bestond dit ook in het particulier bedrijf, dan zou spr. het nog idealer vinden. Doch, idealen zijn niet altijd te verwezenlijken. Tot dusver kwam hier alleen het vaste personeel voor vacantietoeslag in aanmerking een groot deel van het gemeente-personeel viel er dus buiten. Daar het echter thans niet de geschikte tijd is om dezen maatregel uit te breiden tot de ambtenaren en de tijdelijk en voorloopig aangestelden, vindt spr. het onbillijk om den vacantietoeslag alleen voor een deel van het personeel te behouden. Hij zal dan ook voor het voorstel van Burgemeester en Wethouders stemmen. De VOORZITTER zegt, dat Burgemeester en Wethouders, in verband met hetgeen de heer Schrauwen zoo juist heeft gezegd, met dit voorstel moesten komen en wel los van de begrooting, omdat deze eerst in Januari in behandeling zal komen. Trouwens, men behoeft voor den heer Haaiman de behandeling niet uit te stellen, want deze heeft zooeven verklaard in elk geval te zullen tegenstemmen en wat de andere leden betreft, dezen zullen hun meening over deze zaak toch ook reeds gevestigd hebben. Het gaat hier niet over een bezuiniging van boven of beneden af, maar over de schrapping van een post, welke dateert uit een tijd, waarin men eenigszins aan weelde-uitgaven deed. Het doet er dan ook niet toe wie dit treft, doch de post moet worden afge schaft. Den heer Korteweg wil spr. er op wijzen, dat de positie der gemeente-werklieden staat boven die der arbeiders

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1923 | | pagina 716