28 DECEMBER 1923. De heer HORNIX is ook voor aanhouding, 721 De heer CERUTTI meent, dat het bezwaar van den heer Oostvogels tegen den verkoop ook verband hield met het verkeer. De VOORZITTER vindt het dan ook maar beter de zaak aan te houden tot een volgende vergadering. Aldus wordt besloten. Rondvraag. 1. De heer KORTEWEG vraagt, naar aanleiding van de ter visie liggende staten betreffende den toestand van het tijdelijk trambedrijf, of niet op de een of andere manier een voorziening is te treffen, opdat de strop, welke de gemeente aan dit bedrijf heeft, minder knellend wordt. De heer FEBER antwoordt, dat het spr. ook niet is ont gaan, dat de ontvangsten bij het trambedrijf minder worden. Er ligt reeds een voorstel van den Directeur gereed om daarin te voorzien. Het moet evenwel nog aan het oordeel der tramcommissie worden onderworpen. 2. De heer MEIJVIS vraagt, of de huidige steunregeling voor de werkloozen ook na 1 Januari a.s. voortgezet zal worden. De VOORZITTER brengt in herinnering, dat toen de poging van Burgemeester en Wethouders om de steunregeling op andere leest te schoeien mislukte, tevens het besluit is genomen om voorloopig op denzelfden voet door te gaan. Spr. meent uit de toen gehouden debatten toch wel te heb ben mogen afleiden, dat men over het algemeen met de huidige wijze van steunverleening niet ingenomen is. Een nieuw voorstel omtrent deze zaak is dan ook in overweging. Alsnu sluit de VOORZITTER de vergadering. De Secretaris, De Voorzi

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1923 | | pagina 721